Waterpolomannen hopen op WK-kwalificatie na selectieverjonging
Na het doorvoeren van de nodige verjongingen in de selectie geloven de Nederlandse waterpolomannen in plaatsing voor het WK, iets wat sinds 2001 niet meer lukte. Aanvoerder Jorn Muller rekent erop dat nieuwelingen als Lars ten Broek en Mart van der Weijden voor onbevangenheid kunnen zorgen, met een benodigde plek bij de top 8 op het EK in Kroatië komende week als gehoopt resultaat.
Meerdere ervaren internationals zoals Jorn Winkelhorst (32) zijn, na de elfde plek op het EK van 2022, gestopt als international. Dat maakt het volgens de 28-jarige Muller moeilijker in te schatten waar zijn ploeg nu staat. “Maar ik denk dat het niveau ongeveer vergelijkbaar is met de afgelopen tien jaar. We hebben al laten zien dat we goed mee kunnen met de betere landen. En het feit dat niet ieder team ons door en door kent, kan een wapen zijn.”
Oranje begint vrijdag aan het EK met een groepswedstrijd tegen Roemenië. Hoogstwaarschijnlijk is een plek bij de top 8 nodig voor kwalificatie voor het WK in Qatar van februari. Oranje hoorde in 1993 voor het laatst bij de beste acht van Europa. In Kroatië moet de ploeg van bondscoach Harry van der Meer eerst bij de beste twee eindigen in een poule met het gelijkwaardige Roemenië en Slowakije en het lager ingeschatte Slovenië. Vervolgens moet Oranje nog een kruisfinale winnen om een WK-ticket te bemachtigen.
Laatste drie tickets
Op dat wereldkampioenschap liggen volgende maand de laatste drie tickets klaar voor de Olympische Spelen van Parijs, een podium waar de mannen van Oranje al sinds 2000 niet meer op actief waren. Toch heeft bondscoach Van der Meer de Spelen nog niet uit zijn hoofd gezet. “Het wordt heel moeilijk, maar het zit natuurlijk wel in mijn achterhoofd. Al zitten we nu allemaal eerst met ons hoofd bij het halen van het WK. Dat is ons eerste doel.”
Als international was Van der Meer er in 1992, 1996 en 2000 bij toen Oranje nog wel actief was op de Spelen. De geboren Veenendaler denkt dat het ontbreken op het hoogste podium deels komt door het “weggezakte” niveau van de Nederlandse waterpoloclubs. “In het buitenland traint de jeugd veel meer. Bij clubs in Nederland is dat vaak hooguit vier keer per week. Daardoor komen jongens met een trainingsachterstand bij de nationale ploeg aan, terwijl het hier zou moeten gaan om ‘finetunen’. Als clubs dit oppakken, zul je zien dat het niveau gaat stijgen.”
ANP